DE MEISENIERSHOEVE BIJ BETTE
De hoeve gelegen aan de Benedenstraat (vroeger Ninoofse weg en Herststraat) te Kattem is één van de oudste hoeves van Kattem. Meiseniers waren vrije boeren die van bepaalde voorrechten genoten. Het meiseniersschap was een erfelijk juridisch statuut dat typisch was voor West-Brabant.Het is ontstaan in de periode van de Merovingers.
Bij de stichting van de abdij van Nijvel in 640 schonk Ida van Nijvel, de echtgenote van Pepijn van Landen grote delen van West-Brabant aan de Abdij. De eerste abdis was Gertrudis, dochter van Ida en Pepijn. Op deze wijze behield de familie de controle over het gebied. De Frankische medekrijgers (ruiters en dus bezitters van een paard) kregen toelating een mansus (stenen hoeve) te bouwen met twaalf bunder in leen. Zo werd de streek stilaan ontgonnen. Zij kregen hun hoeve in leen tegen betaling van een tiende van hun opbrengst aan de abdij. De goederen werden eenmaal per jaar verzameld in tiendeschuren op de gouwdagen en in onze streek verkocht op de markt in St-Kwintens-Lennik. De Abdis kwam persoonlijk op bezoek.
Voor de vrije eigendom van St-Acharius van Kattem was het niet de abdij van Nijvel maar de Priorij van Haspres, afhankelijk tot 1024 van de abdij van Jumièges, die eigenaar was van Kattem In 1024 werd de priorij overgeheveld naar de abdij van St-Vaast in Aartijke (Arras). Deze abdij verkocht de leenrechten op haar beurt door rond 1137 aan de abdij van Ninove. De Abdij van Ninove die de Vrije Eigendom van Kattem bezat oefende er tot de Franse Revolutie alle macht over uit. De Laatste Abt met voll bevoegdheid was Ferdinand Vander Eecken (1754-1783)
De meiseniers genoten bepaalde voorrechten:
- Vrijstelling van tol over het hele gebied;
- Vrijstelling van de dode hand (successierechten);
- Vrijstelling van karweien;
- Het recht om enkel door de plaatselijke rechtbank gevonnist te worden;
- Vrijstelling van de eerste nacht.
Voornaamste plicht:
Leveren van een krijger wanneer hun heer erom verzocht.
Geschreven door André Leemans
Terug