Joannes De Samblancx werd geboren te Kattem , Abeelstraat, 15 op 24 maart 1892 als oudste zoon in een landbouwersgezin met zeven kinderen (5 jongens en 2 meisjes).
Tot 1909 bestond het Belgische leger uit vrijwilligers en lotelingen. Door de wet van 14 december 1909 werd de dienstplicht ingevoerd voor een zoon per gezin. Als oudste zoon van het gezin werd Waintj ingelijfd bij de cavalerie. De duur van de legerdienst voor het paardenvolk was vastgesteld op twee jaar. Dit moet zeer zwaar geweest zijn voor het gezin van Petrus De Samblancx en Joanna Walckiers. Zij verloren reeds twee jongens op zeer jonge leeftijd.
Waintj was trompetter bij de lansiers te paard. Op het moment dat zijn dienstplicht er bijna opzat brak de eerste wereldoorlog uit. Door deze ingrijpende wending in onze geschiedenis zou Waintj uiteindelijk meer dan zeven jaar van zijn jonge leven ten dienste stellen van het vaderland.
Waintj nam deel aan alle militaire campagnes van zijn regiment om uiteindelijk te belanden in Diksmuide. Gedurende vier jaar liep hij meermaals wacht in de beruchte dodengang. Waintj raakte ook zwaargewond tijdens een vuurgevecht en werd na de oorlog invalide verklaard.
Waintj ontving na de oorlog verschillende decoraties en ridderordes.
Maar de decoratie waar hij ongetwijfeld het meest fier op was, was de herkenning als vuurkruiser 14-
Na de grote oorlog huwde Waintj met Angelica Platteau en vestigde zich met zijn vrouw en twee dochters Elza en Catherine in de ouderlijke hoeve te Kattem. Tot zijn overlijden op 72 jarige leeftijd (+4 juni 1964) was hij actief als fruitkweker.
Hij woonde samen met zijn dochter Catherine en schoonzoon Maurice naast de nieuw gebouwde kerk op Kattem. Waintj was de eerste klokkenluider en huisbewaarder van onze kerk.
Hij was actief in verschillende verenigingen (oud-
Jaarlijks trok hij met zijn strijdmakkers naar de IJzerbedevaart in Diksmuide en was op 11 november op post aan het monument van de gesneuvelden van de eerste en tweede Wereldoorlog.
Waintj was vriendelijk en open van geest en bleef niet vastzitten in de gruwel die in zijn jonge jaren had meegemaakt. Waintj gedroeg zich bijvoorbeeld nooit vijandig tegenover de jonge Duitse soldaten die hij gedwongen inwoon moest verschaffen bij het begin van de tweede wereldoorlog. Hij begreep wat zij doormaakten. De jonge Duitse soldaten hielpen Waintj een schuilkelder bouwen voor zijn gezin.
Als buurjongen was men steeds welkom bij Waintj. Hij vertelde dan over vroeger. Hij was een zeer sociaal man die onder andere jaarlijks een dagreis organiseerde met een autocar voor de inwoners van Kattem. Dit was voor hem en alle inwoners van Kattem een gelegenheid om eens te ontsnappen aan de dagelijkse sleur. Hij was in al zijn eenvoud een zeer bijzonder man.